Interview Hans Helgers, voorheen voorzitter Stichting De Opbouw

door: Diana Looman

De Opbouw bestaat 80 jaar. De laatste 13 jaar was Hans Helgers voorzitter van de raad van bestuur, op 1 december aanstaande gaat hij met pensioen. In het onderstaande interview blikken we terug.

Hoe heb je die 13 jaar als voorzitter bij De Opbouw ervaren?

"Als zeer waardevol. Ik liep 1 keer per maand een dag stage. En dan zie je dingen die je niet leest. Ik wilde tijdens de stagedag twee dingen. Ik wilde mee-eten en een teamvergadering bijwonen. Tijdens het eten kun je goed zien hoe het gaat in het huis. Zo kwam ik er tijdens de teamvergaderingen achter dat het roosteren van diensten heel veel tijd innam. Dat hebben we geautomatiseerd. Maar ook was er eens een koelkast stuk en het duurde heel lang voordat het team een nieuwe kon bestellen. Dit moest sneller kunnen en hiervoor hebben we het inkoopbeleid veranderd. Voor mij waren deze stagedagen heel waardevol en leerzaam”.

Vandaag, dinsdag 19 november bestaat Stichting De Opbouw 80 jaar.   Kun je iets vertellen over de geschiedenis van De Opbouw?

 “Dat kan ik zeker. Stichting De Opbouw is 19 november 1939 opgericht als reclasseringsinstelling, een organisatie die toezicht houdt op daders en verdachten. Toen de oorlog uitbrak was De Opbouw nog niet echt gestart en ging ‘in ruste”. In 1942 moesten alle maatschappelijke organisaties, van de Duitsers, lid worden van de Nederlandse volksdienst.  Het Leger des Heils was één van de weinige organisaties die weigerde een loyaliteitsverklaring te tekenen. Dit vanuit hun principes en omdat ze ongebonden wilden blijven. Om escalatie te voorkomen en om de kinderen en ouderen die in de tehuizen van het Leger des Heils woonden niet te hoeven verhuizen, heeft de toenmalige voorzitter van De Opbouw voorgesteld om deze panden en werkzaamheden bij Stichting De Opbouw onder te brengen. Als neutrale instelling konden we deze werkzaamheden in oorlogstijd op ons nemen. Zo kon de zorg gewoon doorgaan voor de kinderen en ouderen, en medewerkers van het Leger des Heils konden gewoon hun werk blijven doen onder de naam van De Opbouw.

Na de oorlog heeft De Opbouw alle activiteiten weer overgedragen, en alle panden en inboedel teruggegeven aan het Leger des Heils. Op de dag van de bevrijding had Stichting De Opbouw twee 'eigen' tehuizen en was er door de grote sociale nood behoefte aan tehuizen voor kinderen, mensen met een verstandelijke beperking, ouden van dagen en chronisch zieken. Zo ging De Opbouw verder met het verlenen van zorg aan kwetsbare mensen. In 1947 had De Opbouw zelf 8 tehuizen en nog een kantoorpand van waaruit de voogdij werd geregeld voor ongeveer 300 kinderen.

De hulp varieerde toen al van hulp aan ongehuwde moeders tot zorg voor verstandelijk gehandicapten en ouderen. In die tijd was er nog geen AOW en veel ouderen kwamen terecht in armenhuizen.

Door de jaren heen zijn we vanuit De Opbouw ook nieuwe stichtingen gestart. Bijvoorbeeld Prinsenstichting. Prinsenstichting is destijds gestart op verzoek van de gedeputeerde van Noord-Holland. De Opbouw leek in die tijd veel op het Leger des Heils en pakte projecten op daar waar nodig. In Utrecht heeft onze stichting bijvoorbeeld de huiskameropvang opgezet voor verslaafde heroïneprostituees, en reden we bussen met methadon voor verslaafden. In Apeldoorn was er een vrouwenhuis en de Regionale Instelling voor Beschermend en Begeleid Wonen (RIBW). We hadden in Groningen nog een voogdijinstelling “het Poortje”. De meeste projecten zijn inmiddels overgedragen aan andere organisaties of beëindigd. Wanneer er een maatschappelijke zorgvraag was, dan pakte De Opbouw die op voordat er geld geregeld was. Vanuit De Opbouw boden we eerst hulp en keken we achteraf hoe we het gefinancierd kregen”.

“Eind jaren ‘90 tot 2014 hebben we een aantal ouderenzorgtehuizen overgenomen waaronder de SZS (Stichting Zorgcentra Soest) dat fuseerde met Daelhoven in Soest; De Bilthuysen, dat fuseerde met een aantal verzorgingshuizen; De Biltse Hof, ISZ De Brug en Beukenstein. Daelhoven probeerde ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en liep toen ver voorop in hun tijd. Daelhoven verving verpleeghuisbedden door intensieve thuiszorg. Daarnaast kende Daelhoven ook als eerste in Nederland het kleinschalige verpleeghuis. Daelhoven is op verzoek van de provincie Utrecht gestart. Vroeger speelde de provincie een veel grotere rol in de zorg dan nu. Daelhoven is echt jarenlang een ‘flagstore’ geweest van de Nederlandse ouderenzorg omdat we een beleid voerden van weinig bedden en veel thuiszorg. Veel Ministers en Kamerleden bezochten deze locatie in Soest. Daelhoven is gefuseerd met Birkhoven en heet nu Lyvore”.

“Toen ik in 2006 kwam werken bij De Opbouw bestond deze uit 12 verschillende stichtingen. Dit waren kleine en grote stichtingen. Een paar namen uit die tijd waren: Huize Passadena, Heimerstijn, Huize Nichtenvecht, Voordaan en Birkhoven, Ridderhof en De Kastanje. Deze huizen hoorden allemaal bij Stichting De Opbouw. Er werd veel werk dubbel gedaan. In die tijd heb ik gekozen voor een decentrale organisatievorm , waarbij die 12 stichtingen werden samengevoegd tot een 5-tal werkmaatschappijen. Deze werkmaatschappijen waren elk zo groot dat zij zelf efficiënt hun stafafdelingen zoals financiën en personeelszaken konden organiseren. In Utrecht bleef daardoor slechts een klein concernbureau over. In 2007 zijn we deze plannen gaan implementeren, vanaf 2008 bestaat De Opbouw met haar werkmaatschappijen zoals we deze nu kennen”.

“In de periode van 2007 tot en met 2014 hebben we een aantal ouderenzorgorganisaties overgenomen waaronder als laatste Beukenstein. Ook hebben we ISZ De Brug in Driebergen overgenomen omdat het door financiële problemen niet zelfstandig verder kon. ISZ De Brug is van oudsher een reformatorische instelling en was jarenlang in eigendom van de Diaconie. Op het terrein staat nog steeds de oude verpleegstersflat. Vanuit andere provincies kwamen er meisjes een opleiding volgen als verpleegkundige bij ISZ De Brug. Door de overname  kon de stichting haar goede werk blijven doen".

“Vroeger werden veel verzorgenden niet betaald. Tot 60 jaar geleden was het allemaal liefdewerk oud papier. De Katholieke zorgorganisaties werden gedraaid door nonnen en broeders die niet betaald werden. De AOW dateert van 1954, voor die tijd was je als oudere afhankelijk van je kinderen. Ouderdom en armoede was vaak hetzelfde. Als je oud was, en je kon niet meer werken, dan kreeg je niets en was je afhankelijk van je kinderen, of van liefdadigheid. Twee jaar geleden sprak ik een moederoverste die aangaf wat een weelde de invoering van de AOW was voor ouderen. Ook werden in die tijd de zusters voor het eerst betaald”.

Wat vind je zelf van de Stichting?

“Ik vind dat De Opbouw een hele bijzondere stichting is, uniek in zijn soort. De Stichting combineert een heel breed productportfolio met een grote geografische spreiding. En de combinatie van die twee komt niet vaak voor. Hier bedoel ik mee dat wij heel veel verschillende vormen van zorg bieden; gehandicapten zorg, jeugdzorg, ouderenzorg, huishoudelijke hulp, revalidatie… noem maar op. Dit doen we binnen een heel groot verzorgingsgebied, we hebben meer dan 270 locaties. Daarop werd de besturingsvorm van De Opbouw aangepast. Die was heel decentraal waarbij de werkmaatschappijen veel zelf regelden zonder dat ze alles aan het hoofdkantoor hoefden te vragen. De werkmaatschappijen zijn groot genoeg om hun afdelingen zelf in te richten en te regelen. De landelijke jeugdzorg werd in 2015 gedecentraliseerd: niet het Rijk maar de gemeentes werden verantwoordelijk voor het financieren en verlenen van de zorg, en de gemeentes moesten bezuinigen op de zorg. Wij hebben er toen voor gekozen om er te zijn voor alle kwetsbare groepen, ongeacht de financieringsbron. Doordat we te maken hebben met erg veel financieringsbronnen (gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren) is het proces ingewikkeld en duur. Mede hierdoor moeten we jeugdzorg nu gaan overdragen aan andere stichtingen.”

Hoe ziet de toekomst eruit voor De Opbouw?

“Dat is ingewikkeld om aan te geven. Een jaar of 15, 20 jaar geleden was de introductie van de marktwerking en concurrentie in de zorg. Men ging voor meer efficiëntie, kostenbesparing en een betere kwaliteit zorg. Als gevolg van deze periode vond er veel schaalvergroting plaats en organisaties werden erg groot. Ik zou nu graag zien dat er in plaats van concurrentie meer samenwerking zou plaatsvinden en dat we in elke regio samen met anderen de zorg organiseren.

Wat hoop je voor de toekomst?

“De groep die het meeste onder druk komt te staan is de doelgroep ouderen. De meeste mensen worden ouder dan vroeger. Na de oorlog werden er bovendien veel baby’s geboren en daardoor zie je nu dat er een grote groep mensen is die oud wordt.

Het is een piek die weer voorbij is rond 2050. Ik vraag me af hoe we kwalitatief goede ouderenzorg kunnen blijven organiseren, terwijl er minder personeel is omdat de groep werkende mensen juist kleiner wordt. De gehandicaptenzorg blijft redelijk stabiel. Ik maak me wel zorgen over de groep mensen met een licht verstandelijk beperking. Onze samenleving wordt steeds ingewikkelder waardoor deze groep minder goed kan meedoen. Bovendien accepteren we steeds minder afwijkend of overlast gevend gedrag. Er zijn mensen die misbruik maken van deze groep kwetsbare mensen”.

“Wat ik voor de ouderenzorg wens, en daar val ik zelf intussen ook onder, is dat we een verzorgingshuis 2.0 bedenken waarbij we kijken naar wat ouderen nodig hebben. Een verzorgingshuis waarbij je je persoonlijke vrijheid niet hoeft in te leveren. Uit onderzoek is gebleken dat sociale contacten en veiligheid het belangrijkste is voor ouderen en dat zij daardoor lang gelukkig leven. We stellen onszelf de vraag: Wat kun je doen om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen? Ik denk dat je het beste weer de oude hofjes kunt bouwen.

In elk geval woningen bouwen die onderling contact en veiligheid mogelijk maken. Mensen zijn sociale wezens. Iedereen wil zinvol en betekenisvol zijn voor andere mensen. We zijn niet gebouwd om alleen te zijn”.

Nu ga je stoppen met werken. Wat ga je doen?

“Het voelt goed maar ook een beetje dubbel om na 45 jaar te hebben gewerkt te stoppen. Ik wil het stokje overdragen aan de volgende generatie jonge bestuurders. Ik verheug me erop om andere dingen te gaan doen zoals zingen in een koor, maar ook een sport wil ik weer gaan oppakken. Bijvoorbeeld wandelvoetbal”. Bestaat dit? (vraag ik lachend) “Jazeker! Je moet ouder zijn dan 60 en als je rent ben je af. Ik wil ook graag musea gaan bezoeken en naar theatervoorstellingen”.

“Ik ben verder nog aan het nadenken over of ik iets wil doen in een raad van toezicht of andere raden. Daar denk ik nog over na. Ik merk dat ik daarover nog twijfel”.

Wil je zelf nog iets kwijt?

“Nee, volgens mij heb ik alles besproken”. Hans, dank je wel voor dit interview! Laten we een stuk taart nemen. Op 80 jaar De Opbouw en  jouw verbindende rol daarbij.

 

Wil je als lezer reageren op dit interview? mail dan naar: redactie@opbouw.nl

Je kunt ons ook vinden op LinkedIn